Zeekapers en reders

De geschiedenis van Saint-Malo, ooit een versterkt eiland, is verbonden met de zee en zeevaart. Tot de dag van vandaag is de scheepsvaart een pijler voor de stedelijke economie. Dat is direct duidelijk als je ter plaatse bent en de havens aanschouwd. In de 17de-eeuw was de haven zelfs de grootste van Frankrijk.

De economische voorspoed tussen de 16de en de 19de eeuw wast het gevolg van diverse soorten scheepsvaart. Kapen op zee behoorde tot de specialiteiten van Saint-Malo. De kapers maakten de zee onveilig voor buitenlandse schepen.  Solide stadsmuren en forten op voor de kust gelegen eilanden boden bescherming tegen buitenlandse schepen die korte metten wilden maken met deze kaperstad.

Kapen op zee versus piraterij

In tegenstelling tot piraterij was kapen op zee legaal en aan regels gebonden. De zeekapers van Saint-Malo hadden koninklijke toestemming om schepen buit te maken die voerden onder de vlag van Franse vijanden. De Franse staat deelde in de buit.

De kapers van Saint-Malo maakten o.m. Britse, Nederlandse en Spaanse schepen buit. Veel reders waren overigens ook vaak actief als kapers. Robert Surcouf (1773-1827) is zowel een beruchte kaper als slavenhandelaar. Links is een kapers-actie van hem in de Golf van Bengalen uitgebeeld. Rechts zie je zijn standbeeld in Saint-Malo.  

Jacques Cartier

De bekendste in Saint-Malo geboren en gestorven zeevaarders zijn de ontdekkingsreiziger Jacques Cartier (1491-1557) en Robert Surcouf (1773-1827). Jacques Cartier eiste de monding van St. Lawrence in Canada op voor Frankrijk. Zijn voormalige plattelandswoning, Manoir de Limoëlou in Rothéneuf, is nu een museum. Deze boerderij ligt nog altijd op het platteland, maar tegenwoordig op slechts zo’n 600 meter van het verstedelijkte gebied rondom Saint-Malo.

Manoir de Limoëlou is ingericht in de stijl van de 15de-en 16de-eeuw. Deze boerderij behoort niet tot de belangrijkste bezienswaardigheden van Saint-Malo, maar is interessant voor wie meer wilt weten over Jacques Cartier of geïnteresseerd is in de lokale geschiedenis van de zeevaart. Rechtsboven zie je een tekening van Manoir de Limoëlou uit 1882.

Malouinières

Tussen 1650 en 1730 nam het inwonersaantal en de welvaart van Saint-Malo gestaag toe. Veel reders, kapers en rijke kooplieden ontvluchten de overbevolkte stad door een luxueus huis te bouwen op het platteland. De meeste landhuizen lagen ten zuidoosten van de ommuurde stadkern en waren te paard in ongeveer twee uur te bereiken.  

De landhuizen van kooplieden en reders uit Saint-Malo zijn doorgaans homogeen qua bouwstijl.  Karakteristiek voor deze woningen zijn steile daken met dakkappelen, witgepleisterde muren die onderbroken worden door granieten muurbekleding en ranke schoorstenen. Dergelijke grote landhuizen uit de 17de en de 18de eeuw worden Malouinières genoemd. Tegenwoordig zijn er nog 112 van dit type woningen. Enkele zijn te bezichtigen, maar het merendeel is in particuliere handen.  Op bovenstaande afbeelding staat links Malouinière La Verderie (Saint-Malo) en rechts Malouinière Bague (Saint-Coulomb).